Vertaling Bijbel, Kanttekeningen SV, [], En Hij zeide: [24]Deze is de goddeloosheid; [25]en Hij wierp ze in het midden van de efa; en Hij wierp [26]het loden gewicht op den mond [27]derzelve. 24. Dat is, deze vrouw is ene afbeelding der goddelozen onder de Joden, of der goddelozen in het algemeen, die verzameld gehouden en verzegeld worden tot het oordeel Gods, waarvan straks gesproken wordt. 25. Of, toen hij haar wierp, te weten die vrouw. 26. Of, klomp lood. Hebr. den steen loods. Versta zulk een klomp lood, die plat was, alzo gemaakt dat hij als een deksel op de efa paste. 27. Te weten, der efa, alzo dat zij daarin vast en dicht besloten, en als gehouden werd, om daarmede aan te wijzen dat de goddelozen de straffen Gods niet ontvlieden zouden.